Op de achterkant van het boek Begrip en Beeld staat de volgende tekst:

 

De afgelopen dertig jaar ben ik als beeldend kunstenaar bezig geweest met een uitgebreide studie van systemen en vormen. Niet alleen in de beeldende kunst, maar ook in de algemene vormgeving en de menselijke verhoudingen.

Ieder mens ontdekt buiten zijn eigen individuele fysieke en psychische orde een algemene orde der dingen. Vanuit een zich ontwikkelend orde-bewustzijn creëert hij vervolgens zelf weer vormen en geeft hij vorm aan zijn omgeving.

De verandering van het orde-bewustzijn van de mens en de mensheid is af te lezen uit de ontwikkeling van de cultuur door de eeuwen heen.

Ik ben mijn onderzoek begonnen met het analyseren van honderden tekeningen van kinderen van twee tot veertien jaar. Daarbij heb ik mij vooral geconcentreerd op de volgende vragen:

Hoe verhouden de beelden in de tekeningen zich onderling structureel? Hoe komt het verloop van de ontwikkelingsfasen tot uitdrukking in de beelden en hun onderlinge verhoudingen?

Dit leidde tot de volgende conclusie:

In het componeren van schrift en beeld door kinderen ligt een structuur als een steeds terugkerend patroon, dat in groeifasen wordt opgebouwd. Die groeifasen lopen parallel met de ontwikkeling van de mens.

Elke fase vertegenwoordigt een ordeningsprincipe, dat vervolgens leidt tot een organisatieprincipe. Analoog aan deze fasen is dit principe terug te vinden in het verloop van de geschiedenis van de westerse cultuur.

Dit boek is het verslag van een fascinerend onderzoek. Niettemin blijf ik het resultaat een concept noemen. Ik hoop dat het een aanzet kan zijn voor hernieuwd onderzoek en verdere ontwikkeling.

 

Frans Coppelmans

 

Nu in 2023 komt het werk van Frans Coppelmans echt tot leven door het werk van Stephan Strasser.

Stephan Strasser doceerde van 1947 tot 1975 aan de toen nog geheten katholieke universiteit, 

in 1947 kreeg Strasser de functie van buitengewoon hoogleraar in de wijsgerige psychologie en antropologie aan de katholieke Universiteit Nijmegen. Het jaar daarop werd hij gewoon hoogleraar, terwijl zijn leeropdracht werd uitgebreid met de normatieve pedagogie en de geschiedenis van de pedagogie.

 

Hij schreef het boek "Fenomenologie en empirische menskunde". Strasser beschrijft in dat boek de overgang van de inhoud naar de vorm. De verschillende inhouden zijn oneindig en Strasser komt tot de conclusie dat alle inhouden gekenmerkt worden door oerevidenties. Oerevidenties zijn vorm eigenschappen. Nu zijn er ook oneindig veel vormen, maar de oerevidenties zijn beperkt in aantal!

Dat gegeven trof mij al in de jaren 70 van de vorige eeuw toen wij van Strasser les kregen. In die tijd was ik door het contact met Frans Coppelmans bezig met de ontwikkeling van "de Andere Wiskunde" en in die wiskunde is ook sprake van een beperkt aantal basis structuren. Coppelmans ging uit van het oerbeeld. Door een discussie over filosofie met mijn goede vriend Frans Duijf vielen ineens alle stukjes in elkaar en zag ik de betekenis van beide denkers. Strasser wijst een nieuwe tijd aan en Coppelmans levert middels zijn wiskunde de middelen, de beperking, het oerbeeld.

Is daarmee de kous af?

Neen, het is een nieuw begin. Onze opdracht is nu om vanuit de vormbeperking terug te keren naar de inhoud. Als dat in toenemende mate lukt, zal dat een steeds stevigere basis vormen voor ons mensen om op te staan en de problemen die er nu voorliggen aan te pakken.

De ondertitel van het boek van Strasser luidde: "Een bijdrage aan een nieuw ideaal van wetenschappelijkheid", ik merkte dat onlangs pas op! Ik heb deze titel gebruikt om het belang van het werk van Strasser en Coppelmans weer te geven in mijn boek getiteld:

"Een nieuw ideaal van wetenschappelijkheid en menselijkheid".

Wetenschap alleen is niet meer genoeg. We zien tegenwoordig voldoende voorbeelden waarin wetenschap misbruikt wordt en zelfs tegen mensen wordt ingezet. De regering baseert bijvoorbeeld haar stikstof beleid op geheime stikstofmodellen. En dat is natuurlijk niet de bedoeling. Wetenschap moet het welzijn van mensen dienen en niet haar ondergang. Volstrekte openbaarheid is hier uitgangspunt ook in medisch onderzoek met muggen.

 

Als voorbeelden van de nieuwe aanpak wordt in het boekje besproken het werk van dr. Gé Calis op het gebied van de visuele waarneming. Als vormkenmerken hanteert Calis concepten en laat middels onderzoek zien dat deze concepten in de waarneming gehanteerd worden en dat er sprake is van een hiërarchisch sequentieel proces. Eerst het meer algemene concept en daarna het meer specifiekere concept, om uiteindelijk de persoon in kwestie te identificeren. Later heb ik zijn onderzoek herhaald op een iets meer ingeperkte wijze en kom tot zeer overtuigende uitkomsten die zijn ideeën bevestigen.

    In het stuk "De kip en het ei" bespreek ik drie zaken die met kippen en eieren te maken hebben en waar mensen in de praktijk tegenop liepen. Tevens wordt aangegeven dat middels de vormkenmerken, zoals gespecificeerd in de Andere wiskunde, we op alternatieve verklaringen en op andere oplossingen kunnen komen. 

 

Jan Sterenborg

 

Het boekje is hier te bestellen: Bruna

 

 

 

 

 

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb